Als apothekers ondervinden we aan den lijve hoe zorgvuldig er met een euthanasieverzoek wordt omgegaan. De uitdrukkelijke wens en toestemming van de patiënt en het ondraaglijk en uitzichtloos lijden zijn hierin essentiële voorwaarden. We weten allemaal uit de praktijk dat er veel ouderen zijn met een stervenswens, waarbij het niet tot euthanasie zal komen, omdat het lijdenscriterium niet sterk genoeg aanwezig is. De initiatiefgroep Uit vrije wil heeft het burgerinitiatief Voltooid leven op de agenda van de Tweede Kamer laten zetten en krijgt brede steun vanuit de hele samenleving. De onlangs opgerichte Levenseindekliniek werkt met ambulante teams van artsen die binnen de zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewetgeving meewerken aan de stervenswens van de patiënt die geen coöperatie hiervoor ondervindt van de eigen arts. Het moge duidelijk zijn dat bij euthanasie niet de arts, maar de patiënt de keuze maakt.

Deze maand verscheen de conceptrichtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van de KNMG en de KNMP. Deze richtlijn, gebaseerd op de al langer bestaande Standaard Euthanatica van de KNMP, beschrijft de samenwerking tussen arts en apotheker bij de effectieve en veilige uitvoering van euthanasie of hulp bij zelfdoding. Deze richtlijn is er wederom een prachtig voorbeeld van hoe goed wij het in ons land eigenlijk voor elkaar hebben in de gezondheidszorg: transparant, wetenschappelijk onderbouwd en in harmonieuze samenwerking handelend, waarbij de patiënt centraal staat. Kwalitatief hoogstaande zorg van wieg tot graf. Stervensmooi!

 

Jos Lüers, hoofdredacteur PS-bulletin

 

 

IJs eten verslavendpasop-bw

Wie kent dat gevoel niet: je neemt een ijsje als het warm is en je denkt dat smaakt naar meer. Amerikaans onderzoek heeft aangetoond dat iemand net zo kan verlangen naar ijs als een verslaafde naar drugs. In het onderzoek bij 151 personen tussen de 14 en 16 jaar met een gezond gewicht ondergingen de testpersonen een functionele MRI terwijl ze een milkshake of een smaakloze vloeistof kregen. De testpersonen werd ook vooraf gevraagd naar hun eetgewoontes en hoeveel ze hunkerden naar bepaalde voedingsmiddelen. Tijdens de milkshakeconsumptie werden dezelfde gebieden in de hersenen geactiveerd als bij drugsverslaafden. Bovendien bleek dat personen die in de voorgaande periode reeds veel milkshakes en ijs hadden gegeten minder genoten en meer moesten consumeren om dezelfde voldoening te krijgen. Niet zo vreemd dus dat we verlangen naar een tweede ijsje in de zomer.

Bron: Burger KS et al. Am J Clin Nutr, February 2012.

Griepvrij op scholen?weetniet


Onderzoekers in Canada hebben gekeken naar het effect van het sluiten van scholen op de verspreiding van het griepvirus. Ze maakten gebruik van een transmissiemodel door het aantal mensen, besmet met het H1N1-virus, in de steden Calgary en Edmonton naast schoolvakanties en gegevens over het weer te leggen in de periode van 19 april 2009 tot 1 januari 2010. In deze periode waren 6745 mensen besmet met het H1N1-virus, voor het meerderdeel schoolgaande kinderen. Eind juni nam het aantal besmettingen sterk af. Dit hield aan tot eind september en omvatte dus de periode van de zomervakantie. Op basis van deze gegevens berekenden de onderzoekers een reductie in transmissie van het H1N1-virus onder schoolkinderen van 64% in Calgary tot 100% in Edmonton. Naar berekening van de onderzoekers zouden er in Calgary 1,38 en in Edmonton 1,54 maal zoveel grieppatiënten geweest zijn indien de scholen in de zomer open gebleven waren. Alhoewel er ook een invloed van het weer werd waargenomen was dit effect kleiner dan het sluiten van de scholen. De onderzoekers concluderen dan ook dat het sluiten van scholen zeker het overwegen waard is bij een volgende epidemie. Mogelijk wordt er dus nog eens griepvrij gegeven op scholen in plaats van ijsvrij.

Bron: Earn DJD et al. Ann Intern Med, February 2012.

Oestrogeentherapie en het risico op borstkankergoed

Uit follow-up onderzoek van de Women€™s Health Initiative (WHI) trail blijkt dat vrouwen die oestrogenen als hormoontherapie gebruikten géén hoger risico hebben op het ontwikkelen van borstkanker. In de WHI-trail werden postmenopauzale vrouwen na een hysterectomie behandeld met oestrogenen. De studie werd vroegtijdig gestaakt in verband met een verhoogd risico op beroerte en trombose. In het follow-up onderzoek is gekeken naar de incidentie van en sterfte aan borstkanker. Er werden 3778 vrouwen uit de WHI-oestrogeentherapiegroep en 3867 uit de placebogroep in het onderzoek geïncludeerd. De vrouwen hadden gemiddeld 5,9 jaar oestrogenen gebruikt. Beide groepen werden gemiddeld 4,7 jaar gevolgd op het ontwikkelen van borstkanker en overlijden. In vergelijking met de placebogroep hadden vrouwen uit de oestrogeengroep een lagere kans op het ontwikkelen van borstkanker (0,35 versus 0,27%) en een lagere kans op overlijden aan borstkanker (0,024 versus 0,009%). De risicoreductie op borstkanker was alleen waargenomen in vrouwen zonder borstafwijkingen in de voorgeschiedenis en zonder eerstegraads familieleden met borstkanker. De onderzoekers wijzen er dan ook op dat de uitkomsten alleen dienen ter geruststelling voor vrouwen die oestrogenen gebruiken na hysterectomie tegen overgangsklachten en niet het gebruik van oestrogenen om het risico op borstkanker te verlagen ondersteunen.

Bron: Anderson GL et al. Lancet Oncol, March 2012.

 

 

Gelezen

Vitamine D-tekort verhoogt kans op overlijden

Oostenrijkse onderzoekers hebben het effect van een gebrek aan vitamine D op de sterfte van vrouwen in de leeftijd van zeventig jaar en ouder onderzocht. Er werden 961 vrouwen, allen opgenomen in een verpleeghuis, in het onderzoek geïncludeerd. Vitamine D-gebrek werd gedefinieerd als een concentratie van 25-hydroxyvitamine D (25(OH)D) <50 nmol/liter. De gemiddelde vitamine D-concentratie was 17,5 nmol/liter. Van alle vrouwen in het onderzoek had 93% een vitamine D-concentratie onder de 50 nmol/liter. Gedurende de looptijd van het onderzoek van 27 maanden overleden 284 patiënten. In het laagste kwartiel van de vitamine D-concentratie (<14,0 nmol/liter) was de sterftekans 1,49 maal (95% CI 1,07-2,10) zo groot als in het hoogste kwartiel (>25,5 mmol/liter). Ook na aanpassing voor andere risicofactoren bleef dit verschil in sterfte significant. Vitamine D-tekort komt veel voor bij ouderen. Dit onderzoek geeft nogmaals het belang aan voor preventie en behandeling van vitamine D-tekort bij deze groep.

Bron: Pilz S et al. J Clin Endocr Metab, January 2012.