Thijs Ambagts en Fatima Ates-Karabulut, apothekers in opleiding tot specialist

 

Waarom dit onderzoek?

Inhalatiecorticosteroïden (ICS) verhogen het risico op pneumonie bij COPD-patiënten. Het is echter niet bekend of het risico op pneumonie verschilt per inhalatiecorticosteroïd, dosering en de duur van het gebruik – van bijvoorbeeld fluticason en budesonide.

 

Onderzoeksvraag

Zijn er verschillen tussen de inhalatiecorticosteroïden wat betreft het risico op pneumonie en is dit effect dosis- en/of duurafhankelijk?

 

Hoe werd dit onderzocht?

Uit de Quebec Health Insurance database zijn tussen 1990 en 2005 gestarte ICS-gebruikers met COPD, in de leeftijd van 55 jaar en ouder geïncludeerd en is een nested case-control studie uitgevoerd. Deze retrospectieve analyse van een cohort nieuwe ICS-gebruikers vergeleek cases (eindpunt ernstige pneumonie) met tien controles die waren gematcht op: 1. geen pneumonie, 2. op leeftijd ± één jaar en 3. zelfde maand van toetreden tot cohort. De geïncludeerde patiënten hadden geen astma op basis van dossiergegevens. De resultaten van dit onderzoek zijn gecorrigeerd voor geslacht, ernst van de luchtwegaandoening en co-morbiditeiten.

 

Belangrijkste resultaten

Van de in totaal 163.514 geïncludeerde patiënten (op basis van nieuw ICS-gebruik, COPD, leeftijd >55 jaar en geen astma) hebben 20.344 patiënten een ernstige pneumonie gehad gedurende de follow-up periode van gemiddeld 5,4 jaar (incidentiecijfer: 2,4/100 patiënten/jaar). Ernstige pneumonie werd gedefinieerd als gedocumenteerde doodsoorzaak pneumonie of ziekenhuisopname met als diagnose pneumonie. ICS-gebruikers hebben 69% verhoogde kans op ernstige pneumonie (RR 1,69; 95% BI 1,63-1,75) ten opzichte van COPD-patiënten die geen inhalatiecorticosteroïd gebruiken. Na het stoppen van de ICS daalt het verhoogde risico op pneumonie en verdwijnt na zes maanden (RR 1.,08; 95% BI 0,99-1,17). Ernstige pneumonie komt vaker voor bij de fluticason- dan bij de budesonidegebruikers (respectievelijk RR 2,01; 95% BI 1,93-2,10 en RR 1,17; 95% BI 1,09-1,26). Het risico op (ernstige) pneumonie is voor fluticason dosisafhankelijk. Deze resultaten zijn in overeenstemming met andere recente studies. Het risico op pneumonie blijft hoog voor patiënten die langdurig ICS gebruiken.

 

Consequenties voor de praktijk 

ICS-gebruik verhoogt het risico op pneumonie bij COPD-patiënten. Uit de analyse komt naar voren dat er verschillen zijn tussen ICS wat betreft het risico op pneumonie. Fluticasongebruikers hebben een tweemaal verhoogd risico op een pneumonie vergeleken met de budesonidegebruikers. Naarmate de patiënt een hogere dosering fluticason krijgt, stijgt het risico op pneumonie. Voor budesonidegebruikers is dit risico laag en is er geen dosisafhankelijk effect gevonden. Aan de hand van deze resultaten vormt het gebruik van ICS – met name fluticason door COPD-patiënten – een verhoogd risico op pneumonie. Een mogelijke beperking van deze studie was, dat in het cohort volgens lokaal medicatiebeleid de fluticason bevattende preparaten meer werden voorgeschreven bij ernstiger gevallen van COPD, dan de preparaten die budesonide bevatten. Om een duidelijke uitspraak over het specifieke verschil in effect tussen fluticason en budesonide en/of het afraden van fluticason te kunnen doen, is verder onderzoek nodig.

 

Bron

Suissa S, Patenaude V, Lapi F, Ernst P. Inhaled corticosteroids in COPD and the risk of serious pneumonia. Thorax 2013;68:1029-1036.