Samenvatting
Romosozumab (Evenity®) is het eerste monoklonale antilichaam dat sclerostine bindt en remt. Het middel is geregistreerd voor een maximale behandelduur van twaalf maanden bij postmenopauzale vrouwen met ernstige osteoporosose. De effecten van romosozumab zijn tweeledig: afname van de botresorptie en toename van de activiteit van de osteoblasten en daarmee botvorming – dit in tegenstelling tot de bisfosfonaten en denosumab, die alleen de botresorptie remmen. De botdichtheid in femurhals, totale heup en lumbale wervel neemt toe onder invloed van romosozumab, waarbij het effect op de wervels het grootst is. Wat betreft de reductie van fracturen is romozosumab superieur aan alendroninezuur. Reeds na twaalf maanden is er een significant verschil in het optreden van wervelfracturen tussen beide middelen. Bij voorzetting van de therapie met alendroninezuur na twaalf maanden romosozumab, blijft dit verschil behouden. Romosozumab lijkt gunstiger effecten op de botmassa te hebben dan teriparatide. Qua bijwerkingen valt op dat romosozumab meer kans geeft op myocardinfarct en CVA (incidentie van 0,1-1%) dan bij behandeling met bisfosfonaten of denosumab. De typische bijwerkingen voor bisfosfonaten, als osteonecrose van de kaak en atypische femurfracturen, zijn inmiddels ook voor romozosumab gemeld. Hoe deze incidentie zich verhoudt tot de andere preparaten moet de toekomst uitwijzen. Romosozumab lijkt daarmee een middel van keuze voor patiënten met ernstige osteoporose met veel fractuurrisico, waarbij bisfosfonaten en/of denosumab tekortschieten of niet verdragen worden. Belangrijke kanttekening is de verhoogde incidentie van majeure cardiovasculaire aandoeningen. Om deze reden verdient dit middel een plek op de reservebank, en dient het pas ingezet te worden als de te verwachten gezondheidswinst ruimschoots opweegt tegen mogelijke nadelen.

E.C. Weening en S.R. Blaauw, onder medeverantwoordelijkheid van de redactie

Abstract
Romosozumab (Evenity®) is the first monoclonal antibody to inhibit sclerostin. The drug is approved for the treatment of severe osteoporosis in postmenopausal women and for a maximum treatment duration of 12 months. It has a dual action: it decreases bone resorption and increases osteoblast activity and thereby bone formation. This is in contrast with bisphosphonates and denosumab, which only inhibit bone resorption. Bone density in the femur neck, total hip, and lumbar vertebrae increases under the influence of romosozumab, with the greatest effect seen in the vertebrae. Romosozumab is more effective than alendronic acid in reducing fractures, with a significant between-drug difference in vertebral fractures being seen after only 12 months. This effect persists when alendronic acid is used instead of romosozumab after 12 months. Romosozumab also seems to have a more beneficial effect on bone mass than teriparatide. The risk of myocardial infarction or a cerebrovascular accident (incidence 0.1-1.0%) is higher with romosozumab than with bisphosphonates or denosumab. Typical side effects of bisphosphonates, such as osteonecrosis of the jaw and atypical femur fractures, have also been reported with romosozumab. Future studies will have to show how the incidence of these events compares with that of other preparations. Romosozumab thus seems to be the drug of choice for patients with severe osteoporosis and a high risk of fractures when bisphosphonates and/or denosumab are insufficiently effective or not tolerated, although a major proviso is the increased risk of major cardiovascular events. For the moment, the drug should be held in reserve and used only when the expected health benefits substantially outweigh potential adverse effects.

Pharma Selecta 2020 (december) Pharm Sel 2020;36:71-75.

Inleiding
Osteoporose is een aandoening die bij vier op de duizend Nederlanders voorkomt. De incidentie van heupfracturen bedraagt bij 65-plussers één, en bij 75-plussers vijf per duizend. In totaliteit krijgen jaarlijks naar schatting 80.000 inwoners boven de 50 een fractuur. Na een heupfractuur overlijdt een kwart van de 50-plussers binnen een jaar. Incidentie en prevalentie van fracturen en osteoporose zijn hoger bij vrouwen dan bij mannen en nemen boven de 65 sterk toe.[1 2] 
Voor de behandeling van osteoporose wordt, bij een T-score ≤-2,5 of na een doorgemaakte wervelfractuur in eerste instantie gekozen voor een bisfosfonaat als alendronine- of risedroninezuur in combinatie met vitamine D3 en, afhankelijk van de dagelijkse inname van de patiënt, calcium. Bij een contra-indicatie of intolerantie zijn zoledroninezuur of denosumab alternatieven. Ibandroninezuur of raloxifeen hebben een plek wanneer hiermee niet wordt uitgekomen. Teriparatide is gereserveerd voor patiënten met een contra-indicatie of intolerantie voor bovengenoemde middelen, of bij het optreden van een derde fractuur tijdens de behandeling.[3] 
Bisfosfonaten hebben een hoge bindingsaffiniteit voor botmineralen en veroorzaken apoptose van osteoclasten tijdens botresorptie.[4] Denosumab is een gehumaniseerd monoklonaal antilichaam dat de binding van receptoractivator van nucleaire factor KB-ligand (RANKL) aan zijn receptor remt, wat leidt tot remming van de ontwikkeling, vorming en overleving van osteoclasten. Hoewel antiresorptieve geneesmiddelen effectief zijn tegen osteoporose, omvatten hun nadelige effecten atypische botbreuken na langdurige behandeling en een verhoogd risico op osteonecrose van de kaak bij hogere doses.[4] Een ander nadeel van deze antiresorptieve middelen is dat ze niet in staat zijn om verloren gegaan bot weer op te bouwen. Het anabool werkend middel teriparatide daarentegen verhoogt het aantal osteoblasten én de activiteit ervan, daarnaast remt het de apoptose van de osteoblasten. Het heeft echter als nadeel het subcutaan toedienen en een mogelijk risico op osteosarcoom. Dit beperkt de behandeling tot maximaal twee jaar.[4]
Romosozumab (Evenity®) is een nieuw middel voor de behandeling van osteoporose. Het is een monoklonaal antilichaam dat zich hecht aan sclerostine en daarmee de werking hiervan remt.[4 5] Sclerostine is een glycoproteïne dat betrokken is bij de regulatie van het botmetabolisme en wordt uitsluitend uitgescheiden door osteocyten. Het is een remmer van de Wnt/bèta-catenine metabole route in botcellen. Osteocyten verminderen de afgifte van sclerostine als reactie op mechanische stimuli die op het bot inwerken, en bevorderen zo de activering van de osteogene route Wnt/bèta-catenine in osteoblasten. Deze signaalroute speelt een sleutelrol bij osteogenese en botvernieuwing. Het verlies van de functie van het sclerostine gen is gerelateerd aan verschillende craniotubulaire hyperostoseprocessen, waarbij overmatige botvorming plaatsvindt: sclerosteose, craniodiaphyseale dysplasie en de ziekte van Van Buchem. Bovendien suggereren experimentele en klinische studies dat sclerostine vasculaire calcificatie kan bevorderen. Antilichamen, gericht tegen sclerostine, stimuleren de botvorming en vertegenwoordigen een nieuwe therapeutische mogelijkheid bij de behandeling van osteoporose en ontstekingsziekten, waarbij sprake is van algemeen botverlies en door glucocorticoïden geïnduceerde osteoporose.[6]

Farmacologie
Dynamiek
Romosozumab is een gehumaniseerd monoklonaal antilichaam (IgG2) dat sclerostine bindt en remt. Sclerostine is een remmer van de Wnt/bèta-catenine-signaalroute die botgroei reguleert. Door binding van sclerostine neemt de botvorming toe door activering van botwandcellen, de productie van botmatrix door osteoblasten en de rekrutering van osteovoorlopercellen. Bovendien resulteert romosozumab in veranderingen in de expressie van osteoclastmediatoren, waardoor de botresorptie afneemt. Samen resulteert dit in het dubbele effect van zowel toenemende botvorming als afnemende botresorptie. Dit leidt tot een snelle toename van de trabeculaire en corticale botmassa, verbeteringen in botstructuur en sterkte.[4 7]

Kinetiek
De mediane tijd tot maximale romosozumabconcentratie (tmax) is vijf dagen (spreiding 2 tot 7 dagen). Na een subcutane dosis van 210 mg is de biologische beschikbaarheid 81%. Romosozumab wordt geklaard via een snelle verzadigbare eliminatieroute (niet-lineaire klaring, gemedieerd door afbraak van het romosozumab-sclerostinecomplex) en via een langzame niet-specifieke eliminatieroute, gemedieerd door het reticulo-endotheliale systeem. Na het bereiken van de Cmax is de gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd 12,8 dagen. Steady-state wordt over het algemeen bereikt in maand drie met minder dan een tweevoudige accumulatie na maandelijkse dosering. De romosozumabspiegel neemt af bij toenemend lichaamsgewicht, maar deze afname heeft een minimale invloed op de toename van de botmineraaldichtheid (BMD) van de lumbale wervelkolom op basis van dosisresponsanalyse, en is niet klinisch relevant.[7]

Klinische studies
In de Fracture Study in Postmenopausal Women with Osteoporosis, FRAME, is het effect van romosozumab versus placebo vergeleken. In deze multicenter, gerandomiseerde, dubbelblinde studie werden 7180 postmenopauzale vrouwen met een T-score van -2,5 tot -3,5 in BMD heup/femurhals geïncludeerd. Patiënten met een eerdere heupfractuur, ernstige wervelfracturen, twee of meer wervelfracturen, botziekten, een voorgeschiedenis met kaaknecrose, hyper- of hypocalciëmie, recent gebruik van andere geneesmiddelen die de botstofwisseling beïnvloeden en een laag 25-OH-vitamine D <20 ng/ml werden uitgesloten van deelname. Alle patiënten kregen 500-1000 mg calcium en 600-800 IE vitamine D3 of D2. Gedurende twaalf maanden kreeg de helft van de patiënten subcutaan romosozumab (210 mg per maand) of placebo. Daarna kregen de patiënten in elke groep denosumab gedurende twaalf maanden in een dosis van 60 mg subcutaan eens per zes maanden. Primaire eindpunten waren de cumulatieve incidentie van nieuwe wervelfracturen na twaalf en 24 maanden. Secundaire eindpunten omvatten klinische wervelfracturen (een samenstelling van niet-vertebrale en symptomatische wervelfracturen) en niet-wervelfracturen. Na twaalf maanden waren er nieuwe wervelfracturen opgetreden bij 16 van de 3321 patiënten (0,5%) in de romosozumabgroep, vergeleken met 59 van de 3322 (1,8%) in de placebogroep (73% lager risico met romosozumab; p<0,001). Klinische fracturen waren opgetreden bij 58 van de 3589 patiënten (1,6%) in de romosozumabgroep versus 90 van de 3591 (2,5%) in de placebogroep (36% lager risico met romosozumab; p=0,008). Voor niet-wervelfracturen werd een lager risico gevonden voor romosozumab, 56 van de 3589 (1,6%), versus placebo 75 van de 3591 (2,1%) (p=0,10). Na twaalf maanden bleek in de romosozumabgroep de BMD in lumbale wervel versus heup met respectievelijk 13,3% (95%BI 11,9-14,7) en 6,8% (95%BI 5,6-8,1) te zijn gestegen. Na 24 maanden was het aantal wervelfracturen significant lager in de romosozumab- dan in de placebogroep, nadat elke groep de overgang naar zesmaandelijks 60 mg denosumab had gemaakt: namelijk 0,6% (21 van 3325 patiënten) in de romosozumabgroep versus 2,5% (84 van 3327) in de placebogroep (75% lager risico met romosozumab; p<0,001).
Bijwerkingen, waaronder gevallen van hyperostose, cardiovasculaire gebeurtenissen, artrose en kanker leken in evenwicht te zijn tussen de groepen. Een atypische femurfractuur en twee gevallen van osteonecrose van de kaak werden waargenomen in de romosozumabgroep.[8]

In de fase 3, multicenter, gerandomiseerde, dubbelblind uitgevoerde studie ARCH is het effect van romosozumab vergeleken met alendroninezuur. Hierbij werden 4093 postmenopauzale vrouwen geïncludeerd met vastgestelde osteoporose, dat wil zeggen een T-score <-2,5 in BMD van heup/dijbeenhals én één of meer matig tot ernstige wervelfracturen of twee of meer milde wervelfracturen, óf een T-score <-2 met twee of meer matig/ernstige wervelfracturen of een heupfractuur. Gedurende twaalf maanden ontving de ene helft maandelijks subcutaan romosozumab (210 mg) of wekelijks oraal alendronaat (70 mg), gevolgd door open-label alendronaat in beide groepen. 
De primaire eindpunten waren de cumulatieve incidentie van nieuwe wervelfracturen na 24 maanden en de cumulatieve incidentie van klinische fracturen (niet-vertebrale en symptomatische wervelfracturen) op het moment van de primaire analyse (nadat klinische fracturen waren bevestigd bij ≥330 patiënten). Secundaire eindpunten waren de incidentie van niet-vertebrale en heupfracturen ten tijde van de primaire analyse. Verder werden verschijnselen als ernstige cardiovasculaire bijwerkingen, osteonecrose van de kaak en atypische femurfracturen beoordeeld.
Over een periode van 24 maanden werd een 48% lager risico op nieuwe wervelfracturen waargenomen in de romosozumab-naar-alendronaatgroep (6,2%; 127 van de 2046) dan in de alendronaat-naar-alendronaatgroep (11,9%; 243 van de 2047) (p<0,001). Klinische fracturen traden op bij 198 van de 2046 patiënten (9,7%) in de romosozumab-naar-alendronaatgroep versus 266 van de 2047 (13,0%) in de alendronaat-naar-alendronaatgroep, wat overeenkomt met een 27% lager risico voor romosozumab (p<0,001). Het risico op niet-wervelfracturen was 19% lager in de romosozumab-naar-alendronaatgroep dan in de alendronaat-naar-alendronaatgroep (178 van 2046 patiënten [8,7%] versus 217 van de 2047 [10,6%]; p=0,04) en het risico op een heupfractuur was 38% lager (41 van de 2046 [2,0%] versus 66 van de 2047 patiënten [3,2%]; p=0,02). 
De bijwerkingen, waaronder ernstige, waren in evenwicht tussen de twee groepen. Gedurende jaar één werden positief beoordeelde ernstige cardiovasculaire bijwerkingen vaker waargenomen met romosozumab dan met alendronaat: 50 van de 2040 (2,5%) versus 38 van 2014 patiënten (1,9%). Tijdens de open-label alendronaatperiode (maand 12-24) werden beoordeelde gevallen waargenomen van osteonecrose van de kaak (in de romosozumab-naar-alendronaat- en alendronaat-naar-alendronaat-groepen elk één gebeurtenis) en atypische femurfracturen (respectievelijk twee en vier voorvallen). Reeds na twaalf maanden was er een significant verschil in de incidentie van nieuwe vertebrale fracturen: 4,0% in de romosozumabgroep versus 6,3% in de alendronaatgroep, wat neerkomt op 37% minder risico voor romosozumab (p=0,003).[9]

In de fase 3, multicenter, gerandomiseerd, placebo-gecontroleerde, dubbelblind uitgevoerde BRIDGE-studie is het effect en de veiligheid van romosozumab onderzocht bij mannen met osteoporose. Het primaire eindpunt betrof een percentuele verandering in BMD op t=12 maanden ten opzichte van t=0. Mannen (n=245), 55-90 jaar, met een T-score <-2,5 in BMD wervel, totale heup of femurhals, of een T-score <-1,5 met wervel- of niet-wervelfracturen in het verleden kwamen voor deze studie in aanmerking. Er ontvingen 163 mannen maandelijks subcutaan 120 mg romosozumab ten opzichte van 82 die placebo kregen. Op t=12 maanden bleek de botdichtheid van wervel en heup in de romosozumabgroep respectievelijk 12,1 en 2,5% gestegen ten opzichte van 1,2 en -0,5% voor placebo (p<0,001). Het valt op dat bij romosozumab 4,9% van de mannen serieuze cardiovasculaire bijwerkingen optraden ten opzichte van 2,5% bij placebo. Overige bijwerkingen waren vergelijkbaar.[10]

In de STRUCTURE-studie werden de effecten van twaalf maanden romosozumab vergeleken met teriparatide op de BMD bij postmenopauzale vrouwen met osteoporose die werden behandeld met bisfosfonaten. Deze multicenter, gerandomiseerde, fase 3, open-label, actief-gecontroleerde studie werd uitgevoerd bij vrouwen (leeftijd ≥55 tot ≤90 jaar) met postmenopauzale osteoporose die een oraal bisfosfonaat hadden genomen gedurende ten minste drie jaar voorafgaand aan screening, en alendronaat het jaar voorafgaand aan screening, een T-score van -2,5 of lager bij de totale heup, femurhals of lumbale wervelkolom en een geschiedenis van fracturen. Patiënten (n=436) werden (1:1) toegewezen aan subcutaan romosozumab (210 mg eenmaal per maand) of subcutaan teriparatide (20 mcg eenmaal per dag). Het primaire eindpunt was de procentuele verandering ten opzichte van de uitgangswaarde in BMD van de totale heup tot en met maand twaalf (gemiddelde van maanden zes en twaalf). 
Gedurende twaalf maanden was de gemiddelde procentuele toename ten opzichte van de uitgangswaarde in de BMD totale heup 2,6% (95%BI 2,2-3,0) in de romosozumabgroep en -0,6% (-1,0 tot -0,2) in de teriparatidegroep; verschil 3,2% (95%BI 2,7-3,8; p<0,0001). Op de BMD van lumbale wervelkolom werd een toename op t=12 maanden gezien van 9,8% (95%BI 9,0-10,5) voor romosozumab en 5,4% (95%BI 4,7-6,1) voor teriparatide.
De frequentie van bijwerkingen was over het algemeen (gelijk) verdeeld over de behandelingsgroepen. De meest frequent gemelde bijwerkingen waren nasofaryngitis (28 van 218 [13%] in de romosozumabgroep versus 22 van 214 [10%] in de teriparatidegroep), hypercalciëmie (2 [<1%] versus 22 [10%]), en artralgie (22 [10%] versus 13 [6%]). Ernstige bijwerkingen werden gemeld bij 17 (8%) patiënten op romosozumab en bij 23 (11%) op teriparatide; geen enkele werd beoordeeld als gerelateerd aan de behandeling.[11]

Bijwerkingen
Veel voorkomende bijwerkingen (>10%) zijn nasopharyngitis en arthralgieën. Minder voorkomend (1-10%) zijn overgevoeligheid op de injectieplaats, sinusitius, rash of dermatitis, hoofdpijn, nekpijn en spierkrampen. Weinig (0,1-1%): urticaria, hypocaliciemie, CVA, cataract en myocardinfarct. Zeldzaam (0,01-0,1%): het optreden van angio-oedeem en erythema multiforme. 
Majeure cardiovasculaire bijwerkingen (cardiovasculaire mortaliteit, myocardinfarct en CVA) werden in de ARCH-studie bij romosozumab vaker gezien dan bij alendroninezuur: 2,0 versus 1,1%; hazard ratio 1,87 (95%BI 1,11-3,14). In de placebo-gecontroleerde onderzoeken werden deze verschillen niet gezien tussen romosozumab en placebo.[7]

Contra-indicaties
Contra-indicaties zijn overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de hulpstoffen, hypocalciëmie, positieve anamnese myocardinfarct en/of cerebrovasculair accident.[7]

Interacties
Er zijn geen farmacokinetische interacties te verwachten met romosozumab.[7]

Zwangerschap en borstvoeding
Romosozumab dient niet gegeven te worden aan zwangere vrouwen, of vrouwen die borstvoeding geven.[7]

Handelspreparaat, gebruik, registratie en prijs
Romosozumab wordt als Evenity® op de markt gebracht door UCB Pharmaceuticals. Op 9 december 2019 is door de EMA vergunning verleend aan de fabrikant om het in Europa op de markt te brengen. Evenity® is geregistreerd voor de behandeling van ernstige osteoporose bij postmenopauzale vrouwen met hoog fractuurrisico, in een dosering van maandelijks 210 mg (twee injecties van elk 105 mg) subcutaan voor de periode van twaalf maanden. Naast romosozumab dient voldoende suppletie van calcium en vitamine D plaats te vinden. 
Bij het schrijven van dit artikel is romosozumab (nog) niet verkrijgbaar op de Nederlandse markt. Voor een prijsvergelijking, hieronder een tabel met voor dezelfde indicatie geregistreerde medicatie op de Nederlandse markt.[5 7 12]

Schermafbeelding 2020 12 21 om 21.33.38

Discussie en conclusie
Romosozumab is het eerste monoklonale antilichaam dat sclerostine bindt en remt. De effecten zijn tweeledig: afname van de botresorptie en toename van de activiteit van de osteoblasten en daarmee botvorming. Dit in tegenstelling tot de bisfosfonaten en denosumab die alleen de botresorptie remmen. De botdichtheid in femurhals, totale heup en lumbale wervel neemt toe gedurende twaalf maanden behandelen met romosozumab, waarbij het effect op de wervels het grootst is. Dit is tevens de maximale behandelduur van romosozumab. Het effect bestaat bij zowel postmenopauzale vrouwen als mannen met vastgestelde osteoporose. Ook laat romosozumab een significante toename zien in BMD van de totale heup, femurhals en lumbale wervels in vergelijking met het anabool werkende teriparatide.
De reductie van fracturen bij romozosumab is superieur aan alendroninezuur. Reeds na twaalf maanden is er een significant verschil in optreden van wervelfracturen tussen beide middelen. Bij voorzetting van de therapie met alendroninezuur na twaalf maanden romosozumab blijft dit behouden, en is het verschil in het aantal wervelfracturen én klinische fracturen significant ten gunste van romosozumab. 
Wat betreft bijwerkingen valt op dat romosozumab meer kans geeft op myocardinfarct en CVA. Hoewel deze percentages laag zijn, 0,1-1%, is dit wel iets om rekening mee te houden. Bisfosfonaten en denosumab hebben hierbij een beter cardiovasculair veiligheidsprofiel. De typische bijwerkingen, als osteonecrose van de kaak en atypische femurfracturen, zijn ook voor romozosumab inmiddels gemeld. Hoe dit zich verhoudt tot de bisfosfonaten en denosumab moet de toekomst uitwijzen. Ten opzichte van teriparatide heeft romozosumab een belangrijk voordeel in gebruiksgemak, en is het vergelijkbaar qua frequentie en ernst van bijwerkingen. Dit alles maakt romosozumab tot een middel van keuze voor patiënten met ernstige osteoporose met veel fractuurrisico, waarbij bisfosfonaten en/of denosumab tekortschieten of niet verdragen worden. Romosozumab lijkt hierbij gunstiger effecten op de botmassa te hebben dan teriparatide. Belangrijke kanttekening bij de toepassing van dit preparaat is de verhoogde incidentie van majeure cardiovasculaire aandoeningen. Om deze reden verdient dit middel een plek op de reservebank en dient het pas ingezet te worden als de te verwachten gezondheidswinst ruimschoots opweegt tegen mogelijke nadelen van deze therapie.

Literatuur
1. Verhaar HJJ, Emmelot MH, Neyens JCL. Neiging tot vallen en mobiliteitsstoornissen. In: Het geriatrie formularium; Een praktische leidraad. 3e ed. Bohn Stafleu van Loghum. 2013:100-107.
2. NHG-Standaard Fractuurpreventie M69, oktober 2012, versie 3.0.
3. https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/indicatieteksten/osteoporose (geraadpleegd 18-11-2020).
4. Suen PK, Qin L. Sclerostin, an emerging therapeutic target for treating osteoporosis and osteoporotic fracture: A general review. J Orthopaedic Translation 2016;4:1-13.
5. https://www.ema.europa.eu/en/documents/overview/evenity-epar-medicine-overview_en.pdf (geraadpleegd 30-10-2020).
6. Pietrzyk B, Smertka M, Chudek J. Sclerostin: Intracellular mechanisms of action and its role in the pathogenesis of skeletal and vascular disorders. Adv Clin Exp Med 2017 Nov;26(8):1283-1291. doi: 10.17219/acem/68739. PMID: 29264888.
7. EPAR Evenity®. https://www.ema.europa.eu/en/documents/product-information/evenity-epar-product-information_en.pdf (geraadpleegd 30-10-2020).
8. Cosman F, Crittenden DB et al. Romosozumab treatment in postmenopausal women with osteoporosis. N Eng J Med 2016;375:1532-1543, doi: 10.1056/NEJMoa1607948.
9. Saag KG, Petersen J. Romosozumab or alendronate for fracture prevention in women with osteoporosis, N Engl J Med 2017;377:1417-1427. doi: 10.1056/NEJMoa1708322.
10. Lewiecki EM, Blicharski T et al. A phase III randomized placebo-controlled trial tot evaluatie efficacy and safety of romosozumab in men with osteoporosis. J Clin Endocrinol Metab 2018;103(9):3183-3193.
11. Langdahl BL, Libanati C. Romosozumab (sclerostin monoclonal antibody) versus teriparatide in postmenopausal women with osteoporosis transitioning from oral bisphosphonate therapy: a randomised, open-label, phase 3 trial. Lancet 2017;390:1585-1594.
12. https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten, prijzen voor alendroninezuur, risedroninezuur, denosumab en teriparatide (geraadpleegd 27-11-2020).