Gelezen

Is stoppen met roken altijd goed?

In Nederland wordt al jaren een antirookbeleid gevoerd dat soms wat maniakale trekjes vertoont. De laatste tijd worden hierbij wat kanttekeningen geplaatst, wanneer het specifieke groepen patiënten betreft.

In de Lancet werd recent een onderzoek gepubliceerd waarin gekeken werd naar het effect van sertraline op het succes van een programma om met roken te stoppen bij patiënten met een ernstige depressie in de anamnese. Er werd overigens geen verschil gevonden tussen de sertraline- en de placebogroep. Bij de follow-up bleek dat rokers uit de placebogroep die gestopt waren een grotere kans op het ontstaan van een nieuwe ernstige depressie hadden dan niet gestopte rokers. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat tabaksrook een remmend effect heeft op MAO. MAO-A katalyseert de afbraak van noradrenaline en serotonine en MAO-remmers zijn dan ook wel in gebruik als antidepressivum. In een commentaar wordt wel gewezen op de tekortkomingen van deze studie, onder andere het hoge uitvalpercentage. Niettemin lijkt goed onderzoek gewenst.

In Medisch Contact verscheen een artikel over het rookbeleid in de psychiatrie. Er wordt gewezen op het effect van nicotine bij patiënten met schizofrenie dat onder andere wordt toegeschreven aan een stimulering van de dopamineafgifte in bepaalde delen van de cortex. De auteurs stellen dat mogelijk bij schizofrene patiënten roken een vorm van zelfmedicatie is. Ze concluderen dat voor twee specifieke groepen psychiatrische patiënten het roken van tabak gezondheidsbevorderend kan worden genoemd. Stoppen met roken doet dus in dat opzicht de gezondheid verslechteren. Ze pleiten dan ook voor een meer genuanceerd (anti-)rookbeleid voor deze groepen.

Bronnen: Lancet 2001;357:1929-1932.

Lancet 2001;357:1900-1901.

Med Contact 2001;56:1607-1609.


 

Beoordeling van medicatie van oudere patiënten door apotheker is zinvol

In een gerandomiseerde en gecontroleerde studie is het effect van het screenen van de medicatie van oudere patiënten door een apotheker onderzocht. Hierbij werd met name gekeken naar het aantal veranderingen in de herhaalreceptuur, de geneesmiddelkosten en de (extra) werkdruk in de huisartsenpraktijk. Hiertoe werden in vier huisartspraktijken 1188 patiënten geselecteerd, die tenminste één herhaalrecept hadden en zelfstandig woonden. Na randomisatie werd de interventiegroep uitgenodigd voorafgaand aan de volgende herhaalmedicatie de apotheker te bezoeken om de medicatie te evalueren. De andere (controle)groep kreeg alleen de gebruikelijke zorg van de huisartspraktijk.

De interventie van de apotheker bestond onder andere uit het controleren van het gebruik door de patiënt van de voorgeschreven medicatie, het letten op onderbehandeling, het vinden van bijwerkingen en interacties en het beoordelen van de kosten. De apotheker onderzocht de patiënt niet maar lette wel op symptomen als opgezette enkels, kortademigheid en huiduitslag. Zo nodig werd de patiënt naar de huisarts verwezen voor verder onderzoek. De studie werd over twaalf maanden uitgevoerd.

Bij de veranderingen van de herhaalmedicatie bleken er inderdaad –kleine– verschillen tussen beide groepen. Zo werd een nieuw geneesmiddel gestart bij 46% van de interventiegroep versus 49% van de controlegroep. Bij 41% van de interventiegroep werd een geneesmiddel gestopt tegenover 33% in de controlegroep. Voor een doseringsaanpassing was dit 17% respectievelijk 11%.

In de gedefinieerde eindpunten viel op dat de gemiddelde kosten per maand in de interventiegroep met 1,80 Engelse pond stegen tegenover 6,52 pond in de controlegroep. De werkbelasting van de huisartsenpraktijken nam niet toe.

De conclusie is dat het beoordelen van de medicatie van ouderen door een apotheker leidt tot meer relevante aanpassingen en de kostenbesparing is groter dan de kosten van de interventie.

Bron: Br Med J 2001;323:1340-1343.


 

Meta-analyse

Onlangs verscheen in de Lancet een door Ferrari e.a. uitgevoerde meta-analyse van 53 trials met orale triptanen bij migraine. In hun conclusie schreven zij onder meer dat er plaats is voor verschillende triptanen. Rizatriptan 10 mg geeft een relatief snelle respons. Eletriptan 80 mg wordt genoemd wanneer effectiviteit belangrijker is dan bijwerkingenprofiel. Almotriptan 12,5 mg wordt genoemd wanneer zowel effectiviteit als een gunstig bijwerkingenprofiel van belang zijn. Opmerkelijk is echter, dat in de enige gepubliceerde studie waarin almotriptan en sumatriptan direct met elkaar vergeleken worden, er geen significant verschil in effectiviteit wordt gevonden. De verschillen tussen de diverse triptanen die naar voren komen in de meta-analyse komen dus niet overeen met de resultaten van direct vergelijkende studies. Het is dus de vraag of de bovengenoemde aanbevelingen op indirect bewijs zijn gebaseerd. Wellicht kan nieuw direct vergelijkend onderzoek – waarin meerdere verschillende triptanen dubbelblind gerandomiseerd worden onderzocht – uitsluitsel bieden.

Bronnen: Ferrari MD et al. Oral triptans in acute migraine treat ment: a meta-analysis of 53 trials. Lancet 2001;358.

Spierings LH et al. Oral almotriptan vs oral Sumatriptan in the abortive treatment of migraine.

Arch Neurol 2001;58:944-950.