Gelezen

HIV-behandeling opnieuw een stapje vooruit

Het lijkt er op dat infectie met het HIV-virus zich in de westerse wereld steeds meer ontwikkelt van een direct levensbedreigende infectieziekte naar een chronische aandoening. Belangrijkste voorwaarde hierbij is echter wel dat de patiënt therapietrouw is.

Wanneer de patiënt zich onvoldoende houdt aan het voorgeschreven geneesmiddelbeleid, ligt het gevaar van geneesmiddelresistentie op de loer en neemt de virale load weer toe. Het is dan ook van levensbelang dat de ontwikkeling van steeds nieuwe HIV-remmers door blijft gaan, zodat de behandelend arts ook in geval van resistentie nog voldoende alternatieven voorhanden heeft.

Anti-HIV-middelen die op dit moment op de markt zijn, zijn onder te verdelen in drie hoofdgroepen: de nucleoside reverse transcriptaseremmers (NRTI), de non-nucleoside reverse transcriptaseremmers (NNRTI) en de proteaseremmers. In de praktijk wordt meestal een combinatie gegeven van twee NRTI's met één proteaseremmer of twee NRTI's met één NNRTI. In de loop van dit jaar zal in dit blad een overzichtsartikel verschijnen met de huidige stand van zaken op het gebied van HIV-behandeling.

Op 13 maart heeft de FDA enfuvirtide geregistreerd, een nieuwe HIV-remmer met een ander werkingsmechanisme dan de bestaande middelen. Enfuvirtide is een zogenaamde fusion inhibitor en blokkeert de fusie van het virusdeeltje met de gastheercel. De virale entree begint met de binding van het virale oppervlakte glycoproteïne pg120 aan de gastheer CD4 cel en chemokine receptor plaatsen. Vervolgens ondergaat het virale gp41 een structuurverandering waardoor fusie tussen beide membranen mogelijk wordt. Enfuvirtide is een synthetisch peptide dat bindt aan gp41. Hierdoor wordt de structuurverandering onmogelijk gemaakt die nodig is voor de fusie van de membranen.

In de onlangs op de website van het New England Journal of Medicine verschenen T-20 vs. Optimized Regimen Only Study 1 (TORO 1) is de effectiviteit van enfuvirtide vergeleken met standaardtherapie. 501 patiënten met resistentie tegen geneesmiddelen uit een of meer klassen kregen enfuvirtide plus een optimaal geneesmiddelregime of alleen een optimaal geneesmiddelregime (controlegroep). Na 24 weken werd de verandering in plasma HIV-1 RNA-spiegel gemeten. Bij de groep patiënten mét enfurvitide daalde de virale load met 1,696 log10 kopieën per milliliter, terwijl deze bij de groep zonder enfurvitide daalde met 0,764 log10 kopieën per milliliter. Het verschil was significant (p<0,001). Het aantal CD4+ cellen steeg significant in de enfurvitidegroep ten opzichte van de controlegroep.

Geconcludeerd kan worden dat enfurvitide werkzaam is bij patiënten met een multidrug resistente HIV-1-infectie.

Bron: http://content.nejm.org/cgi/content/abstract/NEJMoa035026v1