Menu
  • Home
  • rubrieken
    • hoofdartikelen
    • hoofdredactioneel
    • uitgezocht
    • archieven
  • Home
  • rubrieken
    • hoofdartikelen
    • hoofdredactioneel
    • uitgezocht
    • archieven

uitgezocht 2018

Nr 6 Kortetermijnrisico op pancreascarcinoom bij incretinebehandeling

  • Afdrukken

Kortetermijnrisico op pancreascarcinoom bij incretinebehandeling

Erik-Onno Bruins en Fauzia Chitanie, apothekers in opleiding tot specialist
maart 2018

Waarom dit onderzoek?
Eerdere studies zoals Gale et al. uit 2013 en Vangoitsenhoven et al. uit 2012 doen een associatie vermoeden tussen het gebruik van dipeptidylpeptidase-4 (DPP-4)-remmers of glucagonachtige peptide-1 (GLP-1)-agonisten (incretinegeneesmiddelen) en het ontstaan van pancreascarcinoom.[1,2]

Onderzoeksvraag
Wat is het risico op pancreascarcinoom bij diabetespatiënten die worden behandeld met geneesmiddelen die aangrijpen op het niveau van de incretinehormonen, ten opzichte van de behandeling met een ander oraal antidiabeticum?

Hoe werd dit onderzocht?
Op basis van verzekeringsgegevens werden in België en Italië (Lombardije) volwassen diabetespatiënten geselecteerd, die niet eerder behandeld waren met een antidiabeticum. Patiënten zonder insuline, die voor het eerst een antidiabeticum voorgeschreven kregen voor langer dan negentig dagen, werden verdeeld in twee groepen: patiënten met een incretinemiddel en patiënten met een ander oraal antidiabeticum. Patiënten in de laatste groep konden ook overstappen naar de incretinegroep, indien zij startten met een incretinemiddel. Analyse gebeurde met een COX-regressiemodel, uitkomstmaat hazard ratio (HR). De tijd tot optreden pancreascarcinoom was eindpunt.

Belangrijkste resultaten
De belangrijkste resultaten uit het onderzoek staan weergegeven in de tabel. Deze laat zien dat het verschil tussen de twee groepen het grootst is kort na het starten van de diabetesbehandeling. De gebruikers van incretinemiddelen hebben een grotere incidentie van pancreascarcinoom. Het verschil wordt kleiner naarmate de behandeling langer wordt voortgezet.
Screen Shot 2018 04 01 at 12.43.35

Belangrijkste conclusies
Deze studie toont een verband aan tussen een toegenomen risico op pancreascarcinoom en het recent starten met een incretinemiddel. Een causaal verband tussen de behandelduur en pancreascarcinoom werd niet aangetoond. Het risico werd kleiner naarmate de behandeling langer duurde. Het is aannemelijk dat aanvankelijk de incidentie van pancreascarcinoom relatief groot is, doordat incretinemiddelen waarschijnlijk relatief vaker werden voorgeschreven aan patiënten, waarbij sprake was van een subklinisch pancreascarcinoom, wat de diabetes veroorzaakte of verergerde. In dat geval zou er eerder met een nieuwer diabetesmiddel (zoals incretinemiddelen) gestart worden. Echter ook na één jaar incretinetherapie bleef het risico op pancreascarcinoom iets groter.

Voor een definitief oordeel over het verband tussen behandeling met incretine en het risico op pancreascarcinoom zijn studies nodig die de langetermijnbehandeling omvatten, waarbij rekening gehouden wordt met zowel het moment van starten als de duur van de therapie. Daarnaast zal er ook gelet moeten worden op cofactoren die invloed hebben op de manifestatie van pancreascarcinoom.

Consequenties voor de praktijk
Een direct verband tussen incretinemiddelen en het ontstaan van pancreascarcinoom is niet aangetoond, echter een verhoogd risico is niet uitgesloten. Deze studie zegt niets over het risico op pancreascarcinoom bij behandeling met incretinemiddelen op langere termijn.

Literatuur
1. Gale EA. GLP-1 based agents and acute pancreatitis: drug safety falls victim to the three monkey paradigm. Br Med J 2013;346:f1263.

2. Vangoitsenhoven R, Mathieu C, Schueren B van der. GLP1 and cancer: friend or foe? Endocr Relat Cancer 2012;19:F77-F88.

Gegevens
Hoofdcategorie: Uitgezocht
Categorie: uitgezocht 2018
  1. Nr 7 Calcium- en/of vitamine D-gebruik leidt niet tot verlaagd risico op fracturen bij thuiswonende ouderen
  2. Nr 8 Minder dementie door vroegtijdig anticoagulantiagebruik bij atriumfibrilleren
  3. Nr 9 Hormoontherapie ter primaire preventie van chronische ziekten bij postmenopauzale vrouwen
  4. Nr 10 Cannabidiol mogelijk effectief en veilig als adjuvante therapie bij schizofrenie
  5. Nr 11 Sulfonylureumderivaten en het risico op eerste acuut myocardinfarct en mortaliteit
  6. Nr 12 Groter risico op ernstige hypoglykemie bij initiële behandeling diabetes mellitus type 2 met sulfonylureumderivaten
  7. Nr 13 Tranexaminezuur effectief bij behandeling anterieure neusbloedingen bij gelijktijdig gebruik van bloedplaatjesaggregatieremmers
  8. Nr 14 Lage dosis aspirine niet effectief als adjuvans bij behandeling veneuze beenulcera
  9. Nr 15 Testosterontherapie voor seksuele dysfunctie bij mannen met diabetes type 2
  10. Nr 16 Profylaxe veneuze trombo-embolieën na heup- of knieoperatie met acetylsalicylzuur of rivaroxaban?
  11. Nr 17 Minder astmaexacerbaties door verviervoudigen van dosering inhalatiecorticosteroïden
  12. Nr 18 Resubstitutie naar specialité
  13. Nr 19 Stoppen-met-roken-medicatie geeft geen verhoogd risico op cardiovasculaire bijwerkingen
  14. Nr 20 Welk antibioticum voor een urineweginfectie?
  15. Nr 21 Behandeling van toegenomen agitatie bij dementie
  16. Nr 22 SU-derivaten als tweedekeusbehandeling bij diabetes type 2 en het risico op cardiovasculaire en hypoglykemische incidenten
  17. Nr 23 Aspirine doseren op gewicht effectiever dan one-dose-fits-all strategie
  18. Nr 24 Maagzuurremmers en antibiotica bij zuigelingen geven mogelijk verhoogde kans op ontwikkeling allergische aandoening
  19. Nr 25 Is melatonine effectief als behandeling bij primaire hoofdpijn?
  20. Nr 26 Effectiviteit en veiligheid van dapagliflozine bij licht verminderde nierfunctie
  21. Nr 27 Vezels: goed voor extra verlaging cholesterol?
  22. Nr 28 Langwerkende insuline-analogen niet geassocieerd met afname hypoglykemie-gerelateerde spoedeisende hulp en ziekenhuisopnames
  23. Nr 29 Escitalopram: minder risico op sterfte bij patiënten met depressie na acuut coronair syndroom?
  24. Nr 30 Geen plaats voor tamsulosine bij kleine urinestenen

Pagina 6 van 30

  • Start
  • Vorige
  • 1
  • 2
  • 3
  • ...
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • ...
  • Volgende
  • Einde
  • colofon
  • pharma selecta
  • ps-online

© 2025 RN Webdesign